Behandeling van scheelzien Behandeling van scheelzien en oogspieroefeningen

Ongeveer drie tot vijf procent van de bevolking heeft last met het monoculaire of binoculaire gezichtsvermogen. Dat uit zich dan in scheelzien (medische term: strabisme) of in functionele zwakte van het gezichtsvermogen (medische term: amblyopie).

Scheelzien (strabisme) is de scheefstand van één of beide ogen. Beide ogen kijken niet dezelfde kant op. Deze scheefstand kan één oog of beide ogen betreffen en kan permanent of terugkerend optreden. Dit kan zich al voordoen bij baby's en jonge kinderen en verdwijnt niet naarmate het kind groter wordt. Het zien ontwikkelt zich bij de mens in de eerste levensjaren en moet eerst "geleerd" worden. Ook de gelijklopende stand van de ogen werkt niet direct na de geboorte. Daarom kan scheelzien bij baby's vooral in de eerste weken worden waargenomen omdat de coördinatie van hun ogen nog niet ontwikkeld is. Dit moet in ieder geval in de gaten worden gehouden. Pas vanaf de derde levensmaand verbetert de interactie tussen de ogen. Daarom moet scheelzien vanaf dat moment altijd worden onderzocht. Als er tijdens of na de eerste maanden onopgemerkt blijvende functiestoornissen optreden, kan dit leiden tot een blijvende aantasting van het gezichtsvermogen.

Hoe langer de aandoening onbehandeld blijft, hoe moeilijker het is om de visuele beperking in een later stadium te beïnvloeden.

Om dit te voorkomen of om dergelijke stoornissen in een vroeg stadium te diagnosticeren en te elimineren, heeft het vakgebied van de oogheelkunde - en met name de orthoptie - verschillende mogelijkheden. De orthoptie is meestal te vinden in een oogkliniek, in oogartsenpraktijken of in speciale revalidatieklinieken voor oogheelkunde. Deze klinieken en praktijken hebben vaak ook een afdeling voor kinderoogheelkunde (medische term: pediatrische oftalmologie) die zich onder andere richt op de behandeling van kinderen die scheelzien. De gespecialiseerde medewerkers, de orthoptisten, zijn paramedici met een speciale opleiding.

Mogelijke behandeling van scheelzien

Het voorkomen, onderzoeken en behandelen van functiestoornissen van de ogen en het gezichtsvermogen is de taak van orthoptisten. Het woord orthoptie komt uit het Grieks en Latijn en betekent niets anders dan 'recht zien'. Als bijzonder gebied van de strabologie (de behandeling van scheelzien), in het kader van de oogheelkunde, is dit precies het doel van deze specialiteit. Als scheelzien wordt vastgesteld, is eerst een preciezere diagnose nodig. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen. Afhankelijk van het feit of het scheelzien permanent is of slechts met tussenpozen voorkomt, spreekt men van manifest of intermitterend scheelzien.

  • Latent scheelzien
    De meeste mensen hebben latent strabisme (heteroforie), maar dit geeft slechts zelden klachten. Dit is een gecompenseerd scheelzien dat in het dagelijks leven moeilijk waarneembaar is, omdat het over het algemeen niet leidt tot een scheefstand van de ogen. De hersenen zorgen er nog steeds voor dat de ogen samenwerken door middel van fusiemechanismen en beide visuele indrukken samenvoegen tot één beeld. Als de samenvoeging echter, bijvoorbeeld door vermoeidheid of een buitengewone belasting van de ogen wordt bemoeilijkt, kunnen er klachten ontstaan. Kinderen klagen dan over snelle vermoeidheid, wazig zien, hoofdpijn, niet willen lezen en gevoeligheid voor fel licht. Ze proberen dat te verminderen door hun ogen vaker dicht te knijpen. Symptomen zoals branderige ogen, pijn, roodheid en tranen kunnen ook worden waargenomen.
     
  • Lui oog bij kinderen
    Een lui oog (strabismus concomitans) is een van de manifeste vormen van scheelzien. Bij deze vorm van scheelzien is de mate van de oogstandafwijking in elke blikrichting permanent gestoord. De meest voorkomende vorm is convergent scheelzien, één oog is naar binnen gedraaid. Omdat deze afwijkingen opvallend zijn, worden de meeste van deze gevallen relatief vroeg aan de oogarts gemeld. Ook als het van tijd tot tijd nog gebeurt dat ouders van zulke kinderen ten onrechte denken dat 'het kind er wel overheen zal groeien'. Vooral in gevallen van manifest scheelzien is het van cruciaal belang om de behandeling zo vroeg mogelijk te starten.
     
  • Paralytisch scheelzien of paretisch resp. incomitant scheelzien is iets anders dan concomitant scheelzien. Het wordt veroorzaakt door verlamming van één of meer oogspieren en komt vooral voor bij volwassenen. Deze vorm vereist ook een grondige en uitgebreide vorm van diagnostiek om alle opties voor de behandeling te overwegen.

Zodra de diagnose is gesteld, staan de volgende therapieën ter discussie:

  • Bril
    Als het scheelzien wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld verziendheid die nog niet is gecorrigeerd, kan een permanent gedragen bril helpen. De bril draagt bij aan het verminderen of volledig elimineren van de scheelzienshoek. Een bril kan al vroeg in het eerste levensjaar worden voorgeschreven.
     
  • Afplakken, de medische term hiervoor is occlusie. In dit geval wordt het goede oog periodiek - d.w.z. gedurende een vaste periode - van uren of zelfs de hele dag met een pleister afgeplakt om de hersenen te stimuleren rekening te houden met de visuele indruk van het slechtere oog en zo de gezichtsscherpte te verbeteren. De medewerking van de ouders voor het succes van de behandeling van jonge patiënten is essentieel.
     
  • Scheelzienoperatie
    Soms moet een operatie worden uitgevoerd als aanvullende therapie op de bril en het afplakken. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een zeer grote scheefstand of een verlamming. Bij deze laagrisico-operatie wordt de stand van de ogen verbeterd door een operatieve ingreep aan de oogspieren. Bij voorkeur wordt de operatie uitgevoerd als de kinderen al goed meewerken, hun bril regelmatig dragen en de slechtziendheid grotendeels is gecorrigeerd.

Als opvolging of bijsturing van de therapie bij de behandeling van scheelzien worden oogspieroefeningen aanbevolen. In het oogcentrum wordt het binoculaire gezichtsvermogen onderzocht en indien nodig behandeld. Nog slechts zelden is een instrumentele training (pleoptiek) nodig. Als gevolg van vroege diagnose- en therapieprocedures worden ze nu veel minder vaak gebruikt dan in het verleden. Toch maakt deze therapeutische maatregel ook deel uit van de orthoptie.